Je komt half verscholen achter je moeder het lokaal binnen. Ik zie aan je dat het niet gaat lukken vanmorgen. Tranen rollen over je wangen en je ogen zien er rood behuild uit. Ik weet niet wat er gebeurd is maar weet dat dit een ingewikkeld kwartiertje wordt. Je moeder geeft aan dat ze niet snapt waarom je zo van streek bent, alleen dat het wel vaker gebeurt. Dat weten we inmiddels.
Je wil niet zitten, niet op je stoel en niet op schoot. Je huilt, je snikt en je gilt alleen maar dat je niet wilt. Vragen stellen werkt niet, troosten helpt niet en boos worden levert al helemaal niets op.
Wanhopig kijkt mama me aan. Ik knik naar haar en ze geeft je een zoen op je voorhoofd. In haar ogen zie ik de machteloosheid en de paniek. Nog even kijkt ze om bij de deur en ik knik haar geruststellend toe.
Ik probeer contact met je te maken maar wat mama al niet is gelukt, zal mij ook niet lukken. Het hele repertoire draai ik af, maar het volume en de intensiteit van het huilen wordt niet minder. Je klasgenootjes beginnen te reageren maar hebben in eerste instantie met je te doen. Een meisje komt naast je zitten en legt een hand op je knie maar ook hier ben je niet ontvankelijk voor.
De tranen rollen over je wangen en snikkend zit je inmiddels op je stoel. Je lichaam trilt en schokt. Een enkeling probeert je na te doen, een ander wil wat zeggen maar komt niet boven het indringende gehuil uit. Ik loop langs en vraag de kinderen even een boekje te pakken. Het zal zo wel overgaan. Maar het gaat niet over en de kleuters komen niet tot lezen. De mimiek op hun gezichten verandert van vriendelijk en meelevend in geërgerd en soms zelfs wat bozig. Het is ook voor hen te luid en te intens. We kijken elkaar aan en halen onze schouders op. We weten het echt niet meer.
Uiteindelijk besluit ik de groep om hulp te vragen.
“Wie heeft er een idee hoe we Sam kunnen troosten?”
Er worden mogelijkheden verkent. Proberen hem aan het lachen te maken, onder zijn voeten kietelen of naar een andere klas brengen. We proberen elkaar te verstaan en de voor- en nadelen af te wegen, maar beginnen ook een beetje ten einde raad te worden. Plotseling steek Ilse haar vinger op. “Ik zag op de kapstok zijn dino liggen. Hij mocht van mama niet mee naar binnen denk ik. We kunnen kijken of dino hem kan troosten.” Ik kijk Sam aan en vraag hem of dat misschien gaat helpen. Hij lijkt niet onder de indruk en de volgende lange ‘uithaal’ is al onderweg.
Ik loop naar de gang en zie inderdaad een blauwe dino op de kapstok liggen. Met een blij gezicht loop ik de klas in met de dino in mijn hand. “Kijk eens Sam, wat ik voor je hebt.” Even kijkt Sam me aan maar meteen daarna gaat hij verder met snikken. We zijn inmiddels een kwartier verder. Ik vraag de kinderen om in de kring te komen zitten en zet dino op een stoeltje naast me.
Als iedereen in de kring zit, pak ik de dino op en begin een gesprek met de klas. Niet vanuit mezelf maar dino fungeert als ‘sprekende pop’ die zich afvraagt waar hij terecht gekomen is. Hij lag net nog zo rustig op de kapstok en nu zit hij plotseling in de kring. Hij vind dat wel erg spannend en kijkt om zich heen. Hij kent niemand en heeft geen vriendjes. Ilse die bedacht had dat dino misschien de oplossing kon zijn voor het grote verdriet van Sam, reageert ook nu meteen. “Ja hoor, Sam ken je wel en hij is toch je vriend?” We stellen dino nog wat vragen en dino vertelt over zijn ervaringen en waar hij vandaan komt. Hij kijkt en knikt regelmatig naar Sam.
Dino richt zich nu tot Sam en het duurt heel even maar dan lijkt Sam te reageren. Hij stopt met snikken beantwoordt alle vragen die dino heeft over zijn aanwezigheid in de klas heeft. Hij praat vrijuit tegen de pop dino en lijkt alles om zich heen te vergeten. Wat zijn moeder niet lukte en wij met z’n allen niet voor elkaar kregen, gebeurt nu wel. De tranen verdwijnen ‘als sneeuw voor de zon’ en een glimlach verschijnt. Het stoeltje naast juf wordt naar Sam toegetrokken en dino verruilt mijn schoot voor de veilige plek naast Sam. Als twee maatjes zitten ze naast elkaar. De hand van Sam op zijn ‘koppie’.
Alsof er niets gebeurd is, starten we een kwartier later onze dag. Er is geen klasgenootje dat opmerkingen hierover maakt. Sam speelt de rest van de ochtend met dino in de bouwhoek waar hij een huis voor hem bouwt. Even schuif ik bij hem aan en bouw ik samen met Sam een uitkijktoren. Voorzichtig vraag ik hem naar zijn verdrietig zijn, maar het lijkt alsof hij zelf niet meer weet waarom hij zo overstuur was. Ook dino komt niet achter ‘het waarom’ van zijn huilbui.
“Ik kon gewoon niet meer stoppen.”
Meer ‘komt’ er niet uit, meer wil hij niet kwijt?
Aan het eind van de ochtend bedank ik de groep voor het geduld en het samen zoeken naar oplossingen. Ik wens iedereen smakelijk eten. Ook dino, de redder van de ochtend.
Een naar gevoel blijft me achtervolgen, èèn dagje per week een kleutergroep begeleiden is toch net niet of helemaal niet tot de kern komen. )-:
Karin Donkers
Edublogger / Lid Bloggerscollecief HetKind
Leraar PO, Kardonsch Training, coaching & advies