Tijdens onze 4 daagse studiereis ‘Naar het land van welbevinden en betrokkenheid’ brachten we (schoolleiders van Ronduit Alkmaar in samenwerking met Onderwijs maak je samen) een bezoek aan basisschool Pee & Nel in Leuven.
We worden ontvangen door schoolleider Annick Tricot.
Annick vertelt.
De school heeft leerlingen van zo’n 23 verschillende nationaliteiten. We werken samen met de kinderen en vanuit hun eigenaarschap aan een betere wereld. We bouwen aan vrede in de harten en hoofden van onze kinderen. 80 % van de kinderen hebben ouders die geen diploma hebben. De leerplicht in België is vanaf 6 jaar. De school heeft een grote instroom van vluchtelingen, soms zelfs wekelijks en ouders van deze kinderen zoeken dan ook meteen een school. Deze mensen hebben duidelijk de wens om snel te integreren. Instroom van leerlingen is vanaf zo’n 2 1/2 jaar. De meeste kinderen komen dus vanuit ‘moederschoot’ en hebben geen kinderopvang gehad. Dit betekent iets voor je aanbod en begeleiding. Hier komt ook duidelijk een aanbod waarvan wij/jullie misschien zullen zeggen, dat hoort toch bij de opvoeding. Maar als zij het niet doen, wie dan?
De insteek is altijd welbevinden, betrokkenheid en bewegend leren. Vooral tijdens de eerste jaren is dit van essentieel belang. Er worden heel veel activiteiten gedaan waarbij samenwerken belangrijk is. Bijvoorbeeld een geblinddoekt hindernissenparcours waarbij kinderen elkaar moeten begeleiden over een parcours. Vertrouwen hebben in de ander en zo goed mogelijk de ander naar de andere kant begeleiden. Kinderen worden heel serieus genomen, de gesprekken met kinderen zijn intens, veelvuldig en heel vertrouwd. Samen in dialoog, ook over moeilijke onderwerpen. Maar kinderen geven zelf aan waar ze over willen praten. Soms zijn dit hele traumatische ervaringen maar het gebeurt ook dat leraren op andere vlakken in vertrouwen worden genomen. Kijken naar waar het kind behoefte aan heeft. Daar is ons onderwijs op gebaseerd.
Veilig voelen is eerste noodzaak om überhaupt te kunnen en willen leren, altijd positief bekrachtigen wat kinderen wel kunnen en niet uitvergroten wat ze niet kunnen. Er zal nooit op een rapport staan dat een kind zijn/haar best niet doet. Dat is jouw perceptie maar is dat ook zo? Neem/maak tijd om echt naar kinderen te luisteren en met ze in gesprek te gaan.Het documenteren en meten is bijzaak, die tijd zetten we liever anders in.
De flats waar onze leerlingen wonen hebben beperkte ruimte en het speelgoed is vaak alleen de televisie, die de hele dag aan staat. Tijdens het huisbezoek bij onze leerlingen proberen we te vertellen en voor te doen wat ouders zelf kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hun kinderen, onze leerlingen. Dat start vaak met hele basale dingen als tafel dekken, plantjes water geven, kamer opruimen, met mes/vork eten, aankleden en hygiëne zoals handen wassen. Kinderen starten, als ze instromen, meteen met de taal leren en een leerkracht kijkt wat kinderen wel weten, welke woordenschat ze wel al hebben. De GO4ty zijn de 40 woorden die ze echt nodig hebben en dus ook de eerste woorden die ze zullen leren.
Het belang van betrokkenheid geldt ook voor ouders hoewel door de verschillende afkomst, culturen en talen we het misschien wel net even anders organiseren. Ouders komen regelmatig in de klas op uitnodiging van de leerkrachten. Kom maar kijken hoe en wat we doen, Ook hier geldt zien, doen en begrijpen.We doen dit met name in het eerste leerjaar, dus bij de jongsten, heel vaak. We geven ook veel informatie mee naar huis, letters, liedjes etc. Leren we de kleuren dan krijgt het kind bijvoorbeeld een rode neus voordat het naar huis gaat. Zo weten ouders welke kleur er is aangeleerd. Er is geen ouderraad maar we spreken mensen gewoon aan en dan komen ze helpen. Vergaderingen daar komen ze niet voor. Het is zaak dat ze snel de taal leren net als hun kinderen maar er wordt in België niet gecontroleerd op het behaalde resultaat.
We moeten de jongste kinderen vaak nog leren eten. Ze komen met een papfles binnen en hebben moeite met ‘gewoon’ eten. Ze redden dit natuurlijk ook niet in een kwartier. Wij nemen daar gewoon de tijd voor en verantwoorden ons om er dan een taalactiviteit aan te verbinden zodat het gewoon onderwijstijd is. De kinderen kunnen kiezen of ze zelf brood meenemen of dat we van ze een maaltijd voorzien. We kijken met ouders naar wat ze kunnen bijdragen aan schoolgeld, zo’n honderd euro per jaar. We maken betalingsafspraken en gaan er altijd vanuit dat we er samen wel uit komen. Onze visie gaat bij alles uit van hoofd, hart en handen. Onze leerlingen hebben veel begeleiding nodig want naast school is er niet veel. We gaan dus wel uit van bewegend leren, leren door te doen en door voordoen, modeling.
Welbevinden, betrokkenheid en maatschappelijk gezien het milieu zijn belangrijke onderwerpen. Ouders van onze kinderen hebben daar zelf niet veel mee, maar wij vinden het wel belangrijk dat kinderen zich verantwoordelijk voelen en gedragen, We zijn een Unesco school en besteden veel aandacht aan wereldburgerschap. We doen mee met ‘rode neuzen dag’ en ‘kleur bekennen’ bekennen. We halen de wereld de school binnen. De beperkte wereld, waar veel van onze kinderen in leven, is niet voldoende. We moeten ze naast het leven thuis een rijke leeromgeving bieden.
Denk aan je eindtermen en kijk naar wat echt belangrijk is. Zo ontstaat er ruimere en dus ook tijd om dingen te doen die wij belangrijk vinden. Leerkrachten begeleiden twee jaar hun leerlingen. Dit geeft vertrouwen als je niet oké bent en denkt dat het kind iets het nu nog niet kan wat wel zou moeten. De rust van:” Ik heb volgend jaar ook nog de tijd.” We hebben geen programma’s of methoden, ook niet voor sociale ontwikkeling maar we hebben afspraken en leggen de link naar maatschappelijke problemen als armoede en oorlog. We bespreken dit met kinderen als er bijvoorbeeld conflictsituaties of ruzie’s zijn. Kinderen moeten zelf verantwoordelijkheid leren nemen, weten vaak ook best hoe ze zouden moeten handelen en kunnen elkaar daar ook op wijzen.
Altijd kijken naar wat kinderen nodig hebben, er is geen goede of verkeerde manier van onderwijs geven. We weten wat moet, hoe we dat moeten aanbieden en passen ons onderwijs aan op de leerlingenpopulatie. Dit heeft consequenties ook voor oudercontacten. Er is geen oppas, geen ruimte om op de opgelegde tijd te komen. Er is geen oppas voor de drie jongere broertjes of zusjes. Dus zoeken we naar een manier die wel werkt. We hebben nu een keer per maand een soort bijeenkomst met leraren aan tafeltjes in de gemeenschapsruimte. Ouders komen en als er een plek vrij is aan het tafeltje van de leerkracht van hun kind, gaan ze zitten en hebben ze het over hun kind, onze leerling en haar/zijn ontwikkeling.
Het heeft ook consequenties voor de rapporten. We werken met pictogrammen en smileys. Want als je de taal niet spreekt, hebben geschreven rapporten geen zin. De tekst bij de picto’s is altijd positief en heel kort. Rapporten met veel tekst komen niet door…..en eigenlijk is dat toch ook heel logisch. Ze kennen de taal in rapporten immers niet. We doen het dus echt anders. Een plaatje van een ladder geeft aan waar het kind in de ontwikkeling zit. Een tree hoger is een stap verder in ontwikkeling. Kinderen op een andere leerlijn krijgen ook geen rode smiley of slechte beoordelingen. Dit is niet stimulerend. We praten veel met kinderen. Waar sta je op de ladder? Wat vind je daarvan en wat kunnen we samen ondernemen om stapjes te nemen in je ontwikkeling? Wij moeten ons aanbod aanpassen op de behoeften van het kind, het kind niet aam onze leerstof.
De eindtermen zijn overal hetzelfde, de weg erheen bepalen de scholen zelf, Leerkrachten bij mij op school geven aan welke materialen ze daarbij nodig hebben. De leerkrachten weten dat immers het best. We zijn een school met veel kansarme kinderen. We laten zien dat het wel kan. Ik wil dat ook graag laten zien. Het zijn onze kinderen en die verdienen alle kansen, Onze kinderen hebben gewoon wat meer tijd nodig. Onze kinderen moeten ook een eindtoets doen, een momentopname, maar ze doen het best goed. Dat is voor mij de geruststelling dat we/ze het goed doen. Het geeft leerkrachten de vrijheid om hun onderwijs vorm te geven. We zien leerlingen die van hun juf of meester houden en we hebben een team dat voor hun leerlingen ‘gaat’.
De aansluiting op het VO is in het secondair onderwijs is heel raar. Het lijkt soms wel onderwijs van 20 jaar geleden. Een leerling heeft haar agenda niet bij zich en wordt naar huis gestuurd, zonder ook maar de situatie thuis in ogenschouw te nemen. Deze kinderen moeten al zo veel zelfstandig doen en hebben geen papa en mama die hun tas klaarzet of helpen met huiswerk. Kijk goed vanuit de kansen voor kinderen en vanuit hun perspectief. Wat hebben zij nodig om succesvol te zijn en te worden? In het secondair onderwijs, het VO, gaat het soms echt nog om frontaal onderwijs, zo anders dan bij ons op school. Dus we doen het goed maar ook weer niet goed genoeg en we passen ons misschien wel teveel aan de kinderen aan. Een kind dat we niet voldoende kunnen helpen en toch mee moeten laten draaien in ons secondaire systeem, het is soms bijna kindermishandeling. Je moet erkennen dat het soms niet goed is voor kinderen want de afstemming is nog niet optimaal. Maar we blijven verbeteren en eraan werken.
In de kleuterklas hebben we een extra leraar omdat we inderdaad kinderen hebben die zoveel ondersteuning nodig hebben, zoveel vluchtelingen. We moeten wel de balans bewaren tussen wat we willen en wat we kunnen. De balans heeft de neiging om door te slaan naar de andere, de verkeerde kant en moeten we dat willen? We gaan dan ten onder aan ons eigen enthousiasme en populariteit. We moeten onszelf ook beschermen en begrenzen. We hebben alles gedaan om ons als school te profileren, maar onze grens is bereikt. We moeten echt onze capaciteiten quotum voor instroom bij stellen. De 26 leerlingen is teveel. Drie vluchtelingen op een dag in een klas samen met de drie al zittende leerlingen maakt dat ik zes leerlingen heb, in de groep, die geen woord Vlaams spreken. Daarnaast geven we al les op vier sporen, vier niveaus’s. Het is niet te doen, hoe graag we het ook zouden willen.
Leerkrachten die klagen over werkdruk en tekort aan tijd, daar zeg ik als schoolleider het volgende over: “Kijk gewoon eens naar je methode, wat is echt belangrijk en durf los te laten. Wat staat er eigenlijk in de eindtermen en wat is gewoon teveel om daadwerkelijk goed aan te bieden? Geen drie methodes maar werken met lapbooks. De vakken biologie, aardrijkskunde en geschiedenis zijn gewoon wereldoriëntatie. Betekenisvol onderwijs en aanbod en leer de verbindingen te leggen. Maar ook kijken naar de eigen omgeving. Wat kun je hiermee in de directie leeromgeving? Kinderen moeten hun eigen plan kunnen trekken, hun eigen weg kunnen vinden in de wereld van nu. Ik kan, als schoolleider, niet verantwoorden dat leerkrachten veel tijd aan papierwerk en administratie besteden. Die tijd moet naar de kinderen gaan en zolang leerkrachten daar maar alle tijd aan besteden dan mogen we geen andere keuzes maken. Dat zou niet verantwoordelijk zijn. Ik leg dat wel uit aan de inspectie. Het zijn in onze ogen hele verantwoorde keuzes vanuit het belang van welbevinden en betrokkenheid.
Bedankt voor de gastvrijheid, de openheid en de liefde/passie die we gezien hebben bij jou als schoolleider en bij je team. We gaan met veel meer vragen naar huis als waar we mee gekomen waren, maar ook met veel inspiratie.
Karin Donkers, kwartiermaker/schoolleider/leraar
Helder verhaal Karin. Het gaat gelukkig in België echt om het kind dus. Hoop dat jullie er iets van meenemen naar het Alkmaarse onderwijs.