De telefoon gaat, mijn 89 jarige zwaar dementerende moeder aan de ‘lijn’.
“Hoi lieverd! Ik zit hier in de haven en het is hoog water, dus ik kom vanavond niet naar huis. Het stormt teveel en er varen geen boten.”
“Oh oké dat is vervelend mam. Heb je wel een goede stoel om op te zitten? Dat is voor jou immers wel belangrijk.”
“Ja hoor! Geen zorgen. Ze hebben de televisie en relaxstoel hierheen gebracht. Zo lief! “
(Mams overleed op 13 juli 2024 aan de gevolgen van vergevorderde dementie
Een van dle voorbeelden waarbij er een glimlach op mijn gezicht verschijnt. Nog steeds, nee opnieuw, want mijn moeder is inmiddels overleden aan de gevolgen van vergevorderde Alzheimer. Het was een zwaar jaar. In de eerste plaats voor haar, verhuizen naar een plek waar je niet wilt zijn en niets herkend, afscheid van je spullen en je omgeving en weer samenwonen op een afdeling met allemaal mensen die het spoor volledig bijster zijn.
Ik ben blij dat ze weer terugkomen de fijne herinneringen. Dat niet alleen de herinneringen en beelden aan de laatste maand op mijn netvlies blijven staan en in mijn geheugen zijn gegrift.
Zo kan ik me herinneren dat dat dit in de beginperiode van haar opname in de zorginstelling wel vaker gebeurde. Van die momenten met een glimlach, ondanks alles.
Ik kwam een keer na mijn werk even bij de instelling langs om mij moeder te bezoeken. Ik had een hele drukke week gehad en voelde me wat schuldig omdat ik toch drie dagen niet was geweest. Ik keek om het hoekje en zag haar zitten.
“Hoi mam, hoe is het. Ik had een drukke week. En hoe ben jij de week doorgekomen.”
Ze kijkt op en ik zie de twinkeling in haar ogen. Ze is duidelijk blij om me te zien.
“Druk en moe.” zegt vrijwel meteen. “Ik heb de hele middag op de tennisbaan gestaan. Ze kwamen me halen. Had het jaren niet gedaan, maar wilde me niet laten kennen. “Nou dat heb ik geweten hoor. Ik sta ook niet op, want ik heb vreselijke spierpijn.”
Even wil ik haar corrigeren, maar al snel herpak ik mezelf en ga mee in haar beleving, haar wereld.
“Jeetje joh, had je nog wel iets om aan te trekken dan. Het is immers al zolang geleden dat je voor het laatste tenniste?”
“Welnee joh, vorige maand nog, maar dat mocht geen naam hebben. Ik heb gewoon mijn plissé rokje uit de kast getrokken.”
“Nou fijn mam, een goed besteedde middag dus.”
Een ander moment dat mij nog goed bijstaat, is die van de de toelatingscommissie. Er is een nieuwe dame komen wonen op dezelfde gang en mijn moeder moet besluiten of dat wel of niet mag.
“Waarom hebben ze jou daarvoor gevraagd mam”
De toon waarop ik het vraag verraadt mijn ongeloof, hoewel ik niet weet of zij dat ook zo voelt.
“Ze weten dat ik dat vroeger altijd heb gedaan, dat werk. In het bejaardentehuis.”
Ik kan bijna mijn gezicht niet in de plooi houden. Mijn moeder was vrijwilliger bij het UWV en organiseerde bingo’s in het bejaardentehuis. Iets wat ze pas was gaan doen toen mijn vader ‘uitgewerkt’ raakte na zijn hartoperatie en ze niet alle dagen thuis wilde zijn.
“Nou ik heb haar even goed aan de tand gevoeld hoor. Niet iedereen kan zomaar in mijn huis komen wonen. Het moet immers wel klikken.”
“Jouw huis? Jij woont hier toch samen met anderen die ook niet meer voor zichzelf kunnen zorgen?”
“Ja natuurlijk, dat zeggen ze. Ze vinden gewoon het huis te groot voor mij alleen. Ze vinden het te duur en nu doen ze dus zo. Ze moeten niet denken dat Jan en alleman maar aan kan schuiven.”
“Oh joh, en wie is ‘ze ‘dan? Zijn wij dat? Je kinderen? “
“Ja dat weet ik ook niet hoor. We hebben haar toegelaten, maar ik wil niet hebben dat ze zomaar binnen komt lopen. Kijk daar loopt ze, ze is me aan het bespieden. Wil graag vrienden worden, maar daar pas ik voor. Niet mijn type.”
Ik besluit het hierbij te laten. Ze wordt kribbig en ik merk dat ik al het mogelijke doe om haar rustig te houden. Een voornemen dat ik mee eerder die maand had voorgenomen omdat ze vervolgens dan volledig in paniek raakte als we weggingen.
De weken die volgen, staan voor jou in het teken van steeds meer inleveren. Niet meer kunnen lopen, niet meer kunnen slapen, niet meer zelfstandig naar de wc gaan en steeds meer in de war en angstig.
De moeder die ooit de rots in de branding was voor haar man en haar kinderen, is een schim aan het worden en volledig afhankelijk van zorg. Ze valt regelmatig, ze eet nauwelijks meer of verslikt zich en wordt van de verstikking gered. Ze hebben een matras naast haar bed gelegd om te zorgen dat ze niet valt als ze toch zelf naar het toilet toegaat. Ze is bang en angstig en kan de mensen onder de sneltoetsen van haar senioren telefoon soms uren achter elkaar bellen, alsof het de eerste keer is dat we haar spreken.
En dan gaat het snel, te snel.
Niet voor haar, ze is klaar.
Klaar met te zijn wie ze nu is.
Een onbekende zonder context.
“Laat me maar gaan, zonder pijn.”
Daar ging ze en vanaf die dag is het stil, maar onrustig in mijn hoofd. Reflecteren, schuld be- en herkennen, loslaten, troost vinden en herinneringen een plek geven. De verhalen komen weer en zullen weer verteld gaan worden.
Jouw dood, mijn wees zijn, raakt veel lagen van emotie, relatie en identiteit.
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
“Probeer verdriet niet weg te drukken, maar te zien als ‘een ding met stekels. Wikkel het in, omzwachtel het met verhalen en woorden, met schoonheid en nabijheid. Pak het zo in dat je het onder je arm mee kunt dragen.”
Dirk de Wachter
in het boek Vertroosting
Karin Scholte de Jonge
En dan gaat het snel? Te snel!
