Het moet gezegd worden.

Deze zin is enkele dagen bij me blijven hangen. Een scène uit een televisieserie over een ziekenhuis in Amerika. Een arts moet vertellen dat de man van haar collega-chirurg, waarmee ze net een operatie heeft gedaan, overleden is. Ze doet dit respectvol en met compassie. Ze brengt de boodschap volgens de spelregels van een slechtnieuwsgesprek:

  • Meldt direct kort en meelevend wat komen gaat:
  • Vertelt de kern, de essentie van het slechte nieuws.
  • Is direct, duidelijk en helder
  • Verbloemt het slechte nieuws niet, maakt het niet mooier dan het is
  • Verontschuldigt zich niet.
  • Geeft de tijd om de boodschap te verwerken en biedt gelegenheid om te reageren.

    Ik herken de vraag die wordt gesteld: ”Je moet het tegen me zeggen. Ik moet het van je horen.” “Hij is dood, je man is dood, overleden.”
    Het moet gezegd worden.

Het gekke is dat ik dat in andere situaties ook heb meegemaakt. In mijn werk, maar ook in relaties. Ik realiseer me daarom ook des te meer dat mensen signalen, complimenten, feedback of kritiek, maar ook slecht nieuws dus allemaal anders oppikken. 

Mijn gedachten gaan terug naar het moment dat er een arts de wachtkamer binnenkomt. Mijn vader is na een hartstilstand gereanimeerd en ligt op de IC. De artsen en verpleegsters zijn in alle staten, want hij trekt in zijn spasmen alle infusen en andere draadjes en tubes uit zijn lijf. Ze hebben hem al enkele keren iets kalmerend gegeven, maar de situatie wordt onhoudbaar. Er moet getekend worden om hem te mogen fixeren en mijn moeder hoort het verhaal met de expliciete vraag om de benodigde goedkeuring te krijgen aan.
“Waar het dus omgaat is dat we uw echtgenoot 24 uur, klokje rond dus, moeten fixeren. Deze procedure vraagt om een handtekening en ook om urgentie. Er is domweg geen personeel om hem elke seconde in de gaten te houden en onmiddellijk ingrijpen is echt noodzakelijk.”
Ik zie mijn moeders gezicht en merk dat de vraag, de boodschap niet binnenkomt.
Ik vraag de arts ‘de vraag’ nog eens te herhalen. Opnieuw geen antwoord. Ik knik naar de arts en stamel door mijn tranen heen: ”Geef ons even 5 minuten.” Ik ga voor haar zitten en kijk haar doordringend aan. “Mam, snap je wat de arts zegt en waarom?” Ze knikt, maar verder geen reactie of actie.
“Mam, je moet een handtekening zetten. Papa trekt elke keer de hele boel los. Ze moeten hem vastbinden, fixeren dus. De hele dag en nacht met zijn armen aan het bed met van die banden. Als we geen toestemming geven gaat ie dood.”
De toestemming was er snel. Natuurlijk! Hoe gruwelijk ook. Hij mocht niet doodgaan. Dan maar vastbinden tot hij wat rustiger werd. Een moment waar ik jaren later nog vaak aan heb’ moeten denken. Ook zij had het nodig dat ‘het’ gezegd werd. In her face, zonder omwegen. Pas dan komt het binnen.
Het moet gezegd worden.

Een gesprek met de ouder van een kleuter dat echt voor verder onderzoek aangemeld moet worden, levert niet het resultaat op dat we voor ogen hebben. Op de een of andere manier wordt de boodschap niet helder. Paul, hun zoon, is niet gelukkig, down en voelt zich niet prettig in de groep en dus op school. We zijn inmiddels twee gesprekken verder, maar nog is de toestemming er niet voor onderzoek of observatie. De leerkrachten blijven steken in antwoorden als: ” Ja zo was ik vroeger ook. Ik ben toch ook goed terecht gekomen. School hoeft toch niet leuk te zijn. Hij groeit er wel overheen.” 
Allemaal niet waar, er is we degelijk meer aan de hand. Ik besluit op verzoek van de leerkrachten bij het volgende gesprek aanwezig te zijn. We nemen de eerdergenoemde acties en gesprekken door en bepalen samen dat de opbrengst van het gesprek zou moeten zijn dat ouders zelf vragen om meer onderzoek naar de oorzaak. Een verzoek aan ons dus, gewoonweg omdat ze ook in de gaten hebben dat Paul bij ons op deze manier niet gelukkig gaat worden. 
Ik vraag de leerkrachten om een schooldag te beschrijven en het gedrag van Paul. Daarna vraag ik ouders of ze dit herkennen en ook terug horen van hun zoon. Ze beamen dit en vullen aan wat voor stress, verdriet en verzet dit oplevert voor Paul. Vervolgens vraag ik ouders om hun zoon gedurende een dag in het weekend of vakantie te beschrijven. We luisteren allen aandachtig. Een heel ander beeld. Een spontane, vrolijke kleuter aan wie niet te veel eisen gesteld dienen te worden. Een jongen die het liefst alleen speelt en zijn vrienden jonger kiest.  Ik geef een samenvatting en zie ouders en ook leerkrachten wat beduusd mijn kant opkijken. “Paul gaat dus niet graag naar school en er is een groot verschil tussen school en thuis. Dit moet voor Paul heel moeilijk zijn. Maar ook voor jullie en voor jullie.” Ik kijk ouders en leerkrachten aan. 
“Het gaat dus niet goed met Paul. Wat gaan we daaraan doen? We willen immers allemaal dat Paul het naar zijn heeft en zich goed gaat ontwikkelen. Is het niet hier dan elders, maar dat is toch wat we hem gunnen.”
Even bleef het stil. “Kunnen jullie niet onderzoeken hoe het komt, of hij hier wel op een juiste school zit of dat er meer aan de hand is. Het gaat niet goed met Paul en dat wordt alleen maar erger als we daar niets aan doen en niet beter.” 
Het gaat niet goed.
Het moet gezegd worden.

Ook in een andere situatie weet ik dat ik degene was die drie woorden nodig had om verder te kunnen. Het moest gezegd worden. Om mijn onzekerheid over de nieuwe relatie en situatie te overwinnen. Twaalf jaar na overlijden echtgenoot, ontmoet ik andere man. Stapelgek word ik op hem, maar ook ontzettend onzeker. Over mijn gevoel en over zijn gevoel. Iemand zo anders, dan wat je kent en wat in het verleden goed voelde. Ik heb bevestiging nodig, maar die blijft uit. In woorden dan, zeker niet in daden. Ik loop voor de troepen uit, heb houvast nodig, kan moeilijk leven in het moment en genieten van wat nu is. Afscheid nemen is dramatisch voor me. Bang om los te laten en om losgelaten te worden. Ik wil zekerheid voor de toekomst. Ik heb immers net weer gevonden hoe het is om te voelen en emoties toe te laten. Natuurlijk merk ik aan alles dat ik veel voor hem beteken, maar blijkbaar is dat niet voldoende. We wonen op afstand en zijn dus niet dagelijks samen. Bellen veel en bijna altijd op zijn initiatief. Ik wil er niet te veel bovenop zitten en zelf bellen vind ik ingewikkeld. Ik had het wel al tegen hem gezegd en meende het ook. ‘Hou van je.” Een hele overwinning om dat tegen een ander te zeggen dan……..
Hij kuste me, maar zei niets. Het hoort ook zo bij hem. Eigen tijd, eigen manier en zelf de regie.
Zo’n twee weken later, we waren aan het fietsen en hadden het fijn. “Je weet toch dat ik van je hou. Ik zeg het misschien niet makkelijk, maar laat het wel zien toch? Hou van je.”
Ik kijk, ik glimlach en knik. Ik voel me warm worden. Wat had ik dit nodig, zo fijn.
Het moet gezegd worden.

Karin Donkers, schoolleider en …..

2 reacties op “Het moet gezegd worden.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.