Kleine potjes hebben grote oren. Laten we juist nu proberen optimistisch te blijven.

Daar waar rijen staan, wachten mensen. En daar waar mensen wachten begint de dialoog. Nou ja, het gesprek of minder positief het eenzijdige betoog. In de rij bij het winkelen op afspraak, bij de kassa of waar dan ook. En hoewel met elkaar praten in zo’n rij toch nog steeds een belemmering opwerpt door de verplichte mondkapjes, blijken mensen het gebrek aan non-verbale communicatie door de halve gezichtsbedekking, klaarblijkelijk te vervangen door ongeremd hard verbaal geweld. Kort gezegd, gemopper op alles en iedereen en het lijkt wel steeds erger te worden. Opvallend daarbij vind ik dat alles in het bijzijn van kinderen wordt besproken. Niet zo raar ook, want zij zijn degenen die niet meetellen in de beperkende maatregelen qua bezoek in winkels of tijdens familiebezoeken. Maar wel meeluisteren.

Als kind leerde ik van mijn ouders dat er momenten waren waarop volwassenen met elkaar praten over dingen die niet bestemd waren voor kinderen. Het gekke is dat ik, naïef als ik was waarschijnlijk, dit klakkeloos aannam. Het gebeurde dan ook dikwijls dat we als er visite was, even naar onze kamers mochten, nou ja moesten is meer het woord. Ik kan me herinneren dat we ook een kindertafel hadden tijdens feestdagen zodat de ouderen rustig met elkaar in gesprek konden. Eenmaal richting puberteit ontstond ook bij mij de ergernis en het verzet. Een wankel evenwicht, tussen dat wel voor kinderoren was bestemd en wat niet, volgde. Mijn herinnering aan de scheiding kind – volwassene stopt eigenlijk op het moment dat mijn vader zijn eerste hartoperatie krijgt. Ik ben dan 16 jaar en de zorgen die niet horen bij een kinderleven blijven dan ook mijn broers en zus niet bespaard.

Ik moet hieraan denken als ik een moeder met twee kinderen voor me in de rij bij de kringloop hoor vertellen wat een vreselijke ziekte Corona is. De meest gruwelijke details over het verloop maar ook nare opmerkingen over andere mensen glippen uit haar mond. Hoewel ik haar mond niet kan zien, maak ik er wel een voorstelling van. De venijnigheid waarmee anderen, in haar ogen verantwoordelijken voor het verspreiden van het virus, omschreven worden geven haar een bijna dierlijk uiterlijk. Aan haar hand, stevig vasthoudend zodat deze niet uit de rij kan glippen, een kleuter. Misschien maar goed dat de mond van haar moeder niet te zien is, maar helaas de woorden wel te horen. We zijn aan de beurt en met een ruk aan de arm van de kleuter en een wat bitsend commando naar het oudere jongetje, schuiven de moeder en kinderen de winkel in.

Met een prachtig boek, dat ik heb gekocht voor een euro, onder mijn arm stap ik na een poosje de winkel weer uit. Onderweg, na zo’n half uur fietsen, neem ik tegenover de bollenvelden plaats op een bankje. Ik pak mijn iPhone en scrol wat door mijn Twitter tijdlijn heen. Lees mijn tweet terug over mijn kleindochter en het feit dat ze maakt dat ik door haar ontwapende opmerkingen en blijheid over teruggewonnen vrijheden als een peutergymles, niet anders kan dan positief blijven. Ik koester dat want ook mijn optimisme komt vaak niet als een vanzelfsprekendheid. Maar kinderen hebben immers nog een hele toekomst voor zich maar worden in hun jonge leven geconfronteerd met dingen waar we niet meteen een oplossing voor hebben en iedereen een mening over heeft. Hoe belangrijk is het dat we als volwassenen toch blijven zorgen dat deze kinderen niet opgroeien met een heel donker, pessimistisch, negatief en angstig beeld. Ik herken bij me zelf dat de aanwezigheid van mijn kleinkinderen maar ook van mijn leerlingen, er juist voor zorgen dat mijn soms wat negatieve en zorgelijke kijk op de wereld, als sneeuw voor de zon verdwijnen. Het is er misschien wel, maar ik wil niet dat ze er veel van meekrijgen. Ook hier is er sprake van dingen waar volwassenen over zouden mogen praten maar niet in het bijzijn van kinderen! Zij moeten durven blijven dromen over een mooie toekomst en onbevangen aan een nieuwe dag beginnen. Ik geloof er heilig in dat de manier waarop wij als volwassenen praten in het bijzijn van kinderen, heel bepalend is.

Ik weet niet hoe het in gezinnen gaat en kan niet achter de voordeur kijken. Maar ik zie en hoor het wel gebeuren, in de rij en op het schoolplein. De gesprekken over ziekte en zeer, over politieke debacles, de verliezen en het gemis. Maar ook de beschuldigingen en het vingerwijzen. Wat ik wel weet hoe ikzelf als moeder nooit mijn kinderen naar boven heb gestuurd of ze een kindertafel heb gegeven. Ook in mijn gezin is er gesproken over dingen die niet bestemd waren voor kinderoren. Vaak gaat het dan over traumatische gebeurtenissen, kort en heftig. Een ziekte een verdrietig moment. Ik heb ze ook niet tegen alles kunnen beschermen. Misschien ook niet nodig maar ook daar is achteraf de spijt. Het niet kunnen behoeden voor met alle consequenties van dien. De emotie nam het op deze korte momenten over terwijl de ratio dit had moeten doen.

Maar met name dat is wat er nu zo anders is. De pandemie is geen moment maar duurt al ruim een jaar en we weten niet hoeveel langer of hoeveel leed er nog komt. Of niet. Misschien goed om dan toch vandaag te beginnen en je te realiseren dat ‘kleine potjes grote oren hebben’. En echt er zijn gesprekken, ook nu, die kinderen nog niet hoeven te horen.

Karin Donkers, moeder, oma, schoolleider en leraar.

Eén reactie op “Kleine potjes hebben grote oren. Laten we juist nu proberen optimistisch te blijven.”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.