Een grote struise vrouw opent de de deur van mijn kantoor nadat er eerst zacht geklopt is. “Ik heb een afspraak met Karin Donkers, kunt u me helpen.”
“Ja zeker welkom, mijn naam is Karin Donkers dus komt u verder.”
Het is eind juni en we hebben nog steeds te maken met een beperkte toegang voor volwassenen binnen de school i.v.m. de pandemie maar mijn intakegesprekken en een aangepaste rondleiding mogen en kunnen gelukkig wel weer doorgang vinden. Een essentieel onderdeel van mijn activiteiten want we zijn in ‘jonge’ school in een nieuwbouwwijk. De afgelopen jaren heb ik veel gesprekken met geïnteresseerde ouders van mogelijk nieuwe leerlingen gevoerd. Het ene gesprek blijft langer ‘hangen’ dan het andere en dat heeft heel vaak te maken van de mate waarop ouders zich ‘bloot geven’ maar ook wel de manier waarop ouders zich hebben voorbereid op zo’n eerste kennismaking. En soms is het een combinatie van die twee. Zo ook in dit geval.
De jas wordt uitgedaan en over de stoel gelegd en een wat frommelige papiertje uit de zak gehaald en op tafel opengevouwen. Vol verwachting kijkt de dame me aan. Waar ik anders het gevoel heb dat het na mijn informatie een dialoog gaat worden, merk ik dat ik me nu voorbereid op een vragenvuur. Meteen relativeer ik en bedenk me niet te snel conclusies te trekken. Ik begin te vertellen over de school en haar onderwijsvisie en geef duidelijk aan me vooral te onderbreken als er vragen zijn of ervaringen te delen. Eigenlijk verwacht ik dat maar niets van dat gebeurt. De dame zit schijnbaar heel betrokken en geïnteresseerd te luisteren en juist dat maakt me wat ongemakkelijk.
Ik besluit de dialoog op te zoeken en vraag haar naar wat ze vindt van hoe we het een en ander vormgeven. Is het herkenbaar en volgens verwachting? Zijn er dingen die ze me wil vragen? Of misschien wil vertellen over haar zoon?
Ze kijkt me aan en vouwt haar briefje weer dicht. “Er is wel over nagedacht. Ik denk dat jullie wel weten wat je doet. Zo klinkt het tenminste wel. Ik zou willen dat ik daar in het verleden ook zo over na had gedacht. Maar ik heb er dan ook niet voor geleerd. Het enige wat ik wist of dacht te weten dat als een kind stil is en niet huilt het zich prettig voelt.”
Ik kijk haar vragend aan en ze heeft meteen door dat ik niet begrijp wat ze bedoelt. Ze gaat verder:”Max was stil, heel stil en zoet. Er was dus geen enkele reden om tegen hem te praten of hem bezig te houden. Een echte zoete baby dus, heerlijk. Hij ging mee, overal naar toe en was erbij. En nu is Max ruim drie en hij is nog steeds zoet maar ook stil. En je wordt pas als moeder wakker gemaakt door iemand van het consultatiebureau die zegt dat Max moet praten en of ik wel voldoende met hem praat, spelletjes met hem speel en met hem doe.”
De dame wordt zichtbaar emotioneel en vervolgt haar verhaal.
“Nu blijkt dat Max een gigantische taalachterstand heeft en dat ik dat had kunnen voorkomen. Maar wist ik veel dat er meer voor nodig was om een kind te laten praten. Ik ben gewoon in de veronderstelling geweest dat praten net ging als lopen. Het komt wel en dat zei mijn zus ook. Ze gaan vanzelf praten. Nou niet dus en dan heb je dus gefaald als moeder en spijt. Terwijl je denkt dat je het goed doet want Max is zo’n lief kind. Zo ging het toch altijd in de familie ook.”
Er verschijnen tranen in haar ogen en ik zie dat ze echt is aangedaan. Even denk ik aan mijn kleindochter van drie. Verbaal zo sterk maar ook dat zij ouders heeft die vanaf dat ze een paar weken oud was liedjes zongen, boekjes voorlazen, telspelletjes met vingers en teentjes maar echt alles wat ze ‘deden’ hardop vertelden. “Nu gaan we even een flesje maken, een bad vol laten lopen, de afwas doen, boodschappen halen….. Je kunt het zo gek niet bedenken.
Wat wordt hier duidelijk dat dit helemaal niet zo vanzelfsprekend is.
“Wat naar om te horen maar wat fijn dat je nu weet wat er aan de hand is en ook wat je er aan kunt doen.” terwijl ik het zeg zie ik dat ze haar schouders optrekt alsof het al een gelopen race is, een feit.
“Max heeft een taalachterstand en ik heb spijt dat ik dingen heb nagelaten maar echt ik wist niet beter.”
Opnieuw klinkt haar stem wat bibberig en schieten haar ogen vol. Even weet ik niet wat te zeggen tegen deze vrouw die ik voor de eerste keer ontmoet. Maar da komen woorden en zinnen als vanzelf maar heel rustig.
“Ach weet je. Gedane zaken nemen geen keer. Au, wat klinkt dit oud en belerend, maar dat is zeker niet wat ik probeer te zeggen. Het is nooit te laat om er nu nog alles aan te doen en samen met Max te kijken wat wel kan.”
Ze kijkt me vragend aan en stelt gelukkig de vraag ook. Ze moet duidelijk een drempel over, hulp vragen omdat ze het niet weet of denkt niet te weten. Weg bij het schuldgevoel en de spijt die haar verlammen en gaan denken in oplossingen. “Maar hoe dan?” zegt ze met een geknepen wat kinderlijk stemmetje.
Even denk ik; Oh oké, je hoort dat je kind een taalachterstand heeft maar geeft een ouder niet de tools om hulp te kunnen bieden of in ieder geval een positieve bijdrage te kunnen leveren aan zijn ontwikkeling. Ik kan het bijna niet geloven.
Maar het gaat te ver om me daarin te verdiepen. Ik denk alleen maar, wat sneu
“Hoe fijn is het niet om ‘s avonds voor het naar bed gaan als vast ritueel voor te lezen. Morgen naar de bibliotheek en lekker een gratis lidmaatschap nemen voor Max. Bij de kringloop regelmatig leuke spelletjes halen en samen spelen. Bij het avondeten de dag doornemen dus lekker kletsen. Gewoon alles wat je doet hardop doen, dus zeggen wat je doet. Liedjes zingen en rijmpjes opzeggen. Ik zie ik zie wat jij niet ziet terwijl je samen fietst of wandelt. Praten over plaatjes in tijdschriften.”
Ik stopte en zag haar gezicht opfleuren. “Och joh, wat een ideeën. Is zo’n abonnement echt gratis en verkopen ze bij de Kringloopwinkel meer dan meubels en kleding.” Ik knikte en probeerde opnieuw mijn verbazing te verbergen. Even was het stil en ik bedacht me dat ik bezig was met een informatief gesprek omdat deze dame een school voor haar kind zocht. Nog even werd er verder gepraat en een kijkje bij het raam van het kleuterlokaal gekeken. Een hartelijk afscheid volgde en toen ik de deur opende:”Bedankt hoor, zo blij dat ik even mijn verhaal kwijt kon. Bedankt en ik breng volgende week het aanmeldformulier.”
Ik keek haar na.
Pas wanneer dingen niet vanzelfsprekend zijn ga je er over nadenken.
Nu dus.
Karin Donkers
schoolleider
Wat een mooie, maar ook zeer herkenbare ontmoeting. Vanuit mijn eigen ervaringen in het cluster 2 onderwijs is vaak gebleken dat het vanzelfsprekende niet altijd vanzelfsprekend is. Signalering zonder verdere hulp bieden is als iemand achter laten in de woestijn. Het geeft een eenzaam gevoel.