In de Volkskrant van 12 november stond een artikel ‘Ouder ziet kind te positief’.
Dit artikel nam me in gedachten mee terug naar de treinreis van Utrecht naar Alkmaar afgelopen week. Meteen realiseerde ik me dat dit gesprek tekenend was voor toch aardig wat ouders die ik afgelopen jaren meegemaakt had in mijn werk als schoolleider. Hoge verwachtingen, eenzijdige verwachtingen en blind voor de vaardigheden die mensen naar mijn menig zo vreselijk nodig hebben. Inlevingsvermogen, samen kunnen werken, kritisch denken en communiceren. Kinderen die nauwelijks interesse hebben in anderen en de wereld om hen heen.
Maar ja hoe kan het ook anders, met zo’n voorbeeld.
Nou de omstandigheden waren niet optimaal.”
“Ik ben ook naar school gegaan om dat te zeggen.”
“Ik snap het zelf ook niet maar dat schijnt dan nodig te zijn.”
“Op maandagmorgen meteen een toets maken.”
“Hij is geen ochtendmens en moet altijd erg op gang komen.”
“Juf zei toen dat er ook leerlingen in de klas zitten die geen middagmensen zijn.”
“Kinderen die beter presteren ‘s morgens.”
“En dat er ook leerlingen zijn die heel snel afgeleid zijn of zich heel snel storen aan het gehoest van een paar kinderen uit de klas.”
“Ik vind dat nou weer zo flauw, altijd meteen in de verdediging in plaats van te zoeken naar een oplossing.”
“Nou ja, hij had evengoed toch het een na hoogste cijfer op de toets.”
“Dat vind ik dan toch wel weer knap, als je zoveel tegen hebt.”
“Laten we eerlijk zijn het zijn toch grote klassen met veel stoorzenders”.
” Als je dan toch zo goed presteert nou dan zegt dat wel wat over hoe succesvol hij later kan worden.”
“Hij had een 9,7 op de toets.”
“Oké het was geen 10.”
“Maar ik weet zeker dat hij die wel gehad had als het niet op maandagmorgen was geweest.”
“Ik heb hem dat ook gezegd hoor.”
“Ik ben heel trots op je dat je wel het hoogste cijfer hebt.”
“Het schijnt hem helemaal niet te interesseren en dat vind ik dan wel wel weer jammer.”
“Ik zou willen dat hij wat meer ging genieten van het feit dat hij zo goed is”.
“Oh ja dat heb ik je niet eens verteld.”
“Ik werd vorige week opgebeld door zijn juf.”
“Ron had een andere leerling in de pauze op het schoolplein een klap gegeven.”
“Ze zei dat er nu toch echt sprake was van onbegrensd gedrag.”
“Ik heb haar meteen gevraagd wat ze daar aan ging doen”.
“Nou je zal het niet geloven, maar ze wil dat ik er thuis met hem over ga praten.”
“Ik zeg nog tegen haar dat we natuurlijk wel verwachten dat ze wat beter oplet.”
“Ron wordt vast uitgedaagd en dan geeft hij natuurlijk zo nu en dan een oplawaai.”
“Ik heb het ook even nagevraagd maar onze Ron heeft echt een heel ander verhaal dan de juf hoor.”
“Hij vertelde ook nog dat juf altijd zo aan het schreeuwen was in de klas.”
“Ze schijnt voorkeur te hebben voor bepaalde leerlingen.”
“Dat merk je omdat ze aan die kinderen heel veel aandacht geeft en extra uitleg.”
“Natuurlijk snap ik wel dat het niet makkelijk is om er voor ieder kind te zijn, maar eerlijk is het ook niet.”
“Oh ja en toen zij ze ook nog dat we het samen moeten doen en dat we samen op moeten trekken om problemen aan te pakken.”
“Nou thuis is Ron nooit agressief hoor.”
“En trouwens hij wil er ook helemaal niet over praten, dus vraag ik er maar niet meer naar.”
“Hij zit vaak alleen op zijn kamer en computert veel.”
“Nee wat hij precies doet weet ik niet, zolang zijn schoolwerk er maar niet onder lijdt.”
“Ach weet je, het is gewoon geen prater.”
Er kwam geen respons van de andere dame. Misschien maar goed ook want ik denk niet dat wat voor opmerking dan ook deze vrouw van gedachten had kunnen veranderen. En soms is het dan maar beter om te zwijgen, hoewel in dit geval het niet betekent: “Wie zwijgt stemt toe.”
Karin Donkers schoolleider op een
school voor OntwikkelingsGericht Onderwijs
Twitter; @kardonsch