Ze ontwijkt mijn blik, ze weet dat ze de confrontatie niet aan kan.
Haar bewegingen zijn gespannen, houterig en gehaast.
Ze grijpt met haar hand in haar witte plastic zak, vlug geeft ze me haar cadeautje.
“Voor jou omdat ik je ga missen en omdat jullie zo lief voor me zijn geweest.”
Nog even een dikke knuffel, een aai over haar bol en een knipoog.
Ze vlijt zich zachtjes tegen me aan en zucht even terwijl ze me aankijkt.
Ik zie haar ogen vochtig worden en snel kijkt ze een andere kant uit
Het voelt als falen en ik realiseer me dat het denken in oplossingen uitgeput was.
We konden haar niet helpen, ze had teveel meegemaakt, was te getraumatiseerd.
Hoe graag we ook hadden gezien dat Hanneke bij ons op school was gebleven, de dag van vertrek was aangekomen. Hoe noemden ze het ook alweer? Een typisch geval van stapelproblematiek.
Een gedrags- en concentratiestoornis samen met een onstabiele thuissituatie. Ouders die zelf nog niet klaar waren met hun eigen verleden, geen afstemming konden vinden op het gebied van opvoeden en een vader die zichtbaar leed onder het feit dat hij werkeloos was. Deze werkloosheid bracht keuzes met zich mee die anders waarschijnlijk nooit gemaakt zouden zijn. Een moeder die werkte op de tijden dat Hanneke thuis was, ‘s avonds of ‘s nachts.
Een reeks van belemmerende factoren zoals ze dat tegenwoordig zo mooi noemen. Factoren die ervoor zorgen dat kinderen zich niet optimaal ontwikkelen.
De boosheid en frustratie, het niet tot werken komen, het medicijngebruik dat geen soelaas mocht bieden, de verbale en lichamelijke agressie hebben ons doen besluiten om een ‘andere weg’ te kiezen. De hulpverlening kwam niet op gang of wisselde zo vaak dat er van de zo broodnodige structuur en stabiliteit geen sprake was.
En dat voelt als falen, de wil is er wel maar de mogelijkheden zijn uitgeput.
Naast het ontbreken van de expertise, was het zeker ook het te kort aan tijd en aandacht om dit meisje een veilige en rustige werkomgeving te kunnen bieden.
De groep was te groot, de spaarzame rustige plek die ze af en toe zo nodig had om zich even terug te kunnen trekken te vaak in gebruik voor andere doeleinden en te weinig mensen boven de sterkte om een goede opvang en begeleiding te kunnen waarborgen. We hadden er voor gewaarschuwd. Het overal laten horen en aangegeven. We willen graag, alle kinderen thuis nabij op school maar dan moeten we wel de man/vrouwkracht, de ondersteuning en de voorzieningen hebben om ‘het’ en dan bedoel ik natuurlijk ‘passend onderwijs’, waar te maken.
En nu lopen we dus tegen onze grenzen aan. Ten kosten van wat?
Is het een goede beslissing of is het een besluit dat voorkomt uit onmacht, een keuze uit ‘twee kwaden’? Vooralsnog kan ik daar geen antwoord opgeven. De tijd zal het leren. Er zal misschien een moment komen dat we terugkijken en zeggen: “ik denk dat het goed is geweest.”
Maar tegelijkertijd realiseer ik me dat we dat eigenlijk nooit kunnen zeggen. We weten immers niet hoe het zou zijn gegaan als ze wel bij ons op school was gebleven. Hoe het zou zijn als we wel de goede ondersteuning hadden gehad of gekregen. Als de ouders wel tot afstemming wat betreft de opvoeding waren gekomen. Er geen sprake was geweest van werkeloosheid of verwaarlozing.
We blijven dus voor ieder kind ons ‘stinkende’ best doen, maar wat zouden we graag meer mogelijkheden hebben.
Karin Donkers
Schoolleider
OntwikkelingsGericht Onderwijs
OntwikkelingsGericht Onderwijs
Twitter; @kardonsch