In het zand naast me speelt een kind. Ik moet het anders zeggen. In het zand naast me zit een kind met felgekleurde speeltjes om haar heen. Een meisje van vier op een groot kleed. Een vader en moeder die zich op twee ligstoelen onder een paarse parasol hebben gesetteld. Klaar om een warme stranddag te ‘overleven’. Het meisje, dat later zo blijkt Celia heet, pakt de gekleurde speeltjes even op en gooit het nonchalant wat verder op het kleed weer neer.
“Niet gooien met je nieuwe speeltjes, dan gaan ze stuk.” Ze kruipt op haar knieën naar het blauwe emmertje en gaat op haar billen naast het kleed in het zand zitten. “Niet van het kleed want dan loop je straks weer te piepen dat er overal zand zit.” Gedwee verhuist ze weer naar het kleed en kijkt haar ouders uitnodigend aan. Haar blik van ‘zullen we samen spelen’ wordt niet opgevangen of herkent en de volgende actie om reactie uit te lokkende volgt door met een schepje tegen de stoelpoot van pa te tikken. “Niet doen, niet zo’n herrie maken, ik was net ff in slaap gedut. Het is voor mij ook vakantie.” Het meisje begon nu op een wat hoog toontje te praten en vragen te stellen. “Niet zeuren, anders krijg je straks geen ijsje. Nu eerst even lekker zoet spelen.”
Het speelgoed wordt eigenlijk niet bekeken, alleen maar wat tegenaan getikt. Heel even komt de moeder op haar knieën bij haar zitten en doet ze voor hoe je zand in een emmertje schept en weer omkeert. “Kijk eens wat een mooie toren.” Het meisje kijkt even de kant van de zandhoop op, die meteen instort omdat mams geen hard zand heeft gebruikt. Ik moet er een beetje om lachen maar als ik zie dat de kleine meid dit ziet, gaat mijn gezicht weer in de plooi en geef ik haar een knipoog.
Dit werkt echter niet positief want Celia staat op en loopt naar de zee. “Niet alleen naar de zee anders zijn we je straks kwijt.” Celia besluit echter niet te luisteren en loopt stug door zonder omkijken. Pa en ma schreeuwen dat ze terug moet komen maar het kleine meisje neemt de kuierlatten. Dan ontstaat er wat gekibbel tussen ma en pa. Blijkbaar vinden ze alle twee dat het de beurt is aan de ander om achter Celia aan te gaan. Er wordt wat met mobiele telefoons gerommeld, want waar moet je die nu zo een twee drie kwijt, en snauwend tegen zijn vrouw staat de vader op.
Ik kijk naar waterkant waar het meisje, bij een jongetje dat daar zit te spelen, staat te kijken. Ik besluit heel toevallig dat ik zin heb om af te koelen in het pierenbadje. Pa is inmiddels uit zijn stoel opgestaan en loopt met zijn schouders naar achteren en borst vooruit richting zijn dochter. Pa pakt haar bij de hand en wil haar weer naar het eigen speelkleed, met fel gekleurde speeltjes, ‘loodsen’. “Niet weglopen. Straks zijn we je kwijt.” Zijn hoofd staat op onweer. Maar nu trekt hij toch echt aan het kortste eind want Celia is vastbesloten om haar speelplezier niet te laten verpesten.
Ze zet het op een gillen en rukt zich los. Meteen weer rechtsomkeert naar haar ‘vriendje’. Een stokje, wat schelpen en wat prut. Steeds opnieuw wat waterig zand op een hoopje gooien. Een soort druipkaars maar zo fascinerend om te zien.Pa is inmiddels enigszins tot inkeer gekomen en besluit haar speeltjes te halen. Hij legt ze bij haar neer. Een emmer, een zeefje, een harkje, een gietertje en schepjes in alle soorten en maten. Celia ziet het, maar ziet het niet. Ze is inmiddels volledig opgegaan in het spel zoals het door haar ‘vriend’ wordt gespeeld. Pa blijft wat beduusd zitten kijken. Inmiddels heeft het tweetal uitbreiding gekregen van een paar andere kleine badgasten. De een graaft, de ander druipt, de volgende bouwt en weer een ander maakt een mozaïek rondom. Ze hebben niets nodig, ze hebben elkaar, ze hebben alles voor een geslaagde middag.
Zand, water en de materialen die voor handen zijn.
Daar kan toch helemaal niets tegen op. Ik ben afgekoeld en loop terug naar mijn handdoek.
Karin Donkers schoolleider, kwartiermaker, leraar en blogger