Stil zitten kon hij nauwelijks. Eèn van zijn grootste uitdagingen was dan ook om op zijn stoeltje te blijven zitten en netjes te wachten tot hij aan de beurt was om te mogen vertellen. Hij zat wiebelend te wachten en als leerkracht kon je niets anders doen dan hem een groot compliment te geven als hij inderdaad twee leerlingen voor had laten gaan of zijn verhaal niet al verteld had bij binnenkomst in het lokaal. Een verhaal dat dikwijls bestond uit flarden waarbij je dan nog zelf aanvullingen ging doen of moest raden waar het over ging. Hij had sprak letters en woorden zo apart uit dat hij nauwelijks verstaanbaar was. Alleen als je wist welke kant zijn verhaal op ging, was het mogelijk om hem te volgen. Hij had een grote passie en dat waren jungledieren. Het aparte was dat hij daar tot in detail heel uitgebreid over kon vertellen. Hij was dan redelijk goed verstaanbaar maar zijn enthousiasme zorgde er dan weer voor dat hij zo snel praatte, dat je hem moest afremmen.
Hoewel de kring maar bestond uit 12 kleuters leek het erop alsof het ook vandaag niet ging lukken. Een maandagochtend in mei na de vakantie. Natuurlijk begonnen we dan met de vraag:”Wat moeten we echt van elkaar weten, we hebben elkaar immers twee weken niet gezien.” En daar kwamen de enthousiaste verhalen maar ook de de verdrietige gebeurtenissen als een kat die was overleden of een opname van opa in het ziekenhuis. Hoe klein ze ook zijn, kleuters hebben vaak heel goed in de gaten welk verhaal de tijd verdient en welk verhaal meer een mededeling aan ons allen is. De kat was inmiddels dood en opa lag veilig in een ziekenhuisbed. Er was uitgebreid over verteld en de buurkindjes in de kring naast het stoeltje van de vertellers hadden troostend een hand op knie van de verdrietige kleuters gelegd of gezegd dat ze vanmiddag na schooltijd wel met hen wilden spelen. Niets meer aan doen dus en ik wist inmiddels dat deze twee vandaag even een extra hand op de schouder of wat tijd om èèn op èèn te vertellen nodig hadden.
Maar nu kon Paul zijn verhaal niet langer voor zich houden. Kinderen keken zijn richting op en hoogstwaarschijnlijk zaten ze net als ik te wachten op een mededeling over een bepaald soort dier waar hij dit weekend door een boek, uitstapje, tv-programma of anderszins mee in aanraking was gekomen. Niets was minder waar. Zijn gezicht stond gespannen en de eerste woorden kwamen bijna onverstaanbaar uit zijn mond terwijl hij voor zijn stoel was gaan staan en op en neer stond te wippen. Ik vroeg hem even rustig na te denken en aan de anderen om stil te zijn. Hier was immers iets serieus gaande. De stagiaire en ik keken elkaar aan, benieuwd naar wat er zou komen.
“Weet je juf, weet je dat wel?”
Ik schudde niet wetend mijn hoofd en wachtte geduldig af.
“Weet je juf dat er kinderen zijn die helemaal geen bed hebben?”
“Ze slapen op straat tegen een lantaarnpaal. Dat heb ik zelf gezien.”
Enkele kinderen reageerden ontstemd maar ook vol ongeloof.
“Dat kun je helemaal niet gezien hebben.” gilde een van de kleuters.
“Jawel, samen met m’n moeder en we moesten huilen.”
“Het heet zeefkinderen en het was op televisie.”
Zijn stem klonk heftiger en zijn woorden werden steeds duidelijker.
“We kunnen daar allemaal wat aan doen en dat moet ook want het is zo eng alleen op straat als het donker wordt.”
Paul ging onverstoorbaar door met zijn betoog over ‘zeefkinderen’ en de andere kinderen luisterden ademloos zonder veel te vragen of te zeggen. Maar zijn verhaal kwam binnen en Paul had nog nooit zoveel aandacht gehad voor hetgeen hij te vertellen had. Els, de stagiaire, en ik keken elkaar aan en we waren allebei duidelijk ontdaan over wat Paul vertelde maar zeker over zijn betrokkenheid en het gevoel dat daarbij kwam kijken. Ik voelde wat prikken achter de contactlenzen in mijn ogen. “We gaan elke maand geen ijsje eten maar dat geld sturen.” eindigde Paul en hij ging op zijn stoel zitten.
Plotseling stond Meike op en zei:”Er zijn ook kinderen die geen schoolspullen en speelgoed hebben. Daar hebben we toch schoenendozen voor gevuld?” En daar viel plotseling voor mij ook het kwartje. De zeefkinderen van Paul was de organisatie ‘Save the children’ en hetgeen Paul dit weekend had gezien was de TV-spot: ‘straatkinderen – onzichtbaar en alleen’. Paul had dit spotje heel nauwkeurig beschreven en vol passie met ons gedeeld. En nu stelden ze hem vragen en evalueerden de kinderen de actie voor het goede doel ‘Schoenmaatjes‘ van Edukans, die we op school hadden gedaan. Wat een waardevol gesprek werd dit en wat waren dit toch gouden momenten voor Paul die zijn ‘boodschap’ klaarblijkelijk heel goed had kunnen overbrengen want de kinderen hadden het er thuis ook over verteld, maar ook voor mij. Ik zag daar een jongen tot bloei komen, ik hoorde terug waar onze groep mee bezig was en waar de dilemma’s en twijfels zaten. Een gesprek dat ook met kleuters zijn eigen weg vond en waarbij iedereen betrokken was.
Ik was ontroerd en terwijl alle kinderen even later uit de kiesbak een symbool kozen en vervolgens lekker, maar nog steeds napratend, aan het werk gingen, ging ik even op mijn draaikruk zitten. Ik zuchtte en keek rond. Mooi. Kinderen elke keer weer zo verrassend. Els en ik maakten oogcontact en ik kon haar lippen lezen:”Mooi hè.” We stonden op. Els nam haar plek bij de tafel waar kinderen met plakletters woorden bij hun tekening aan het plakken waren en ik besloot dat ik maar eerst even koffie ging drinken in de huishoek. Eens even kijken of er nog meer ‘gezellige’ gesprekken ontstonden. Ik ga ze missen!
Karin Donkers
Schoolleider/leraar
(Tot 1-8-2019 gedurende 2 jaar weer wekelijks een dag voor de groep i.v.m. startende school en nu weer volledig ambulant)