Een dikke houten deur en een koperen trekbel scheidt mij van de ander.
Even schraap ik mijn keel en trek ik mijn vest recht, maar dan geef ik een ‘ruk’ aan de koperen stang.
Blij dat ik mezelf van te voren heb aangekondigd zodat ik zeker weet dat ze thuis is.
“Ja hoor Karin, ik zit op je te wachten.” hoor ik haar nog zeggen door mijn IPhone.
Net als bij het opnemen van de telefoon, sta ik nu te wachten tot de deur open gaat.
Alles duurt lang, vraagt geduld en heeft zoveel tijd nodig
Ik hoor gestommel en stemmen, maar de deur van het kleine huisje blijft gesloten.
“Geduld is een schone zaak” hoor ik mezelf zeggen om de tijd wat te verkorten.
Een flinke klap aan de andere kant van het hout met vervolgens een schreeuw:
“Doe je voorzichtig.”
Dan gaat de deur op een kier open en komt er zo halverwege mijn romp een klein hoofdje om de hoek.
“Dag lief, kom binnen.” zegt de stem van het kleine koppetje zonder tanden.
Ik wurm me door de kier en betrap me erop dat het me ergert dat ik bijna klem zit.
Ik zou toch echt meer moeten sporten en minder moeten eten.
De deur gaat niet verder open, want het kleine mensje staat er met haar rollator voor.
Waar ik eens tot haar schouder reikte, komt ze nu tot die van mij. Een kleine kromme en steeds magerder wordende vrouw, mijn oudste schoonzus. De zus van mijn overleden echtgenoot. De oudste van een gezin met 5 meiden en 1 jongen.
Ze kijkt me aan met haar wat holle ogen en zegt dan met een tandeloze mond:
“Dag lief, wat fijn dat je er bent.”
Ik geef haar een kus op haar wang en net als ik, met een tweede op haar andere wang wil ‘starten’ draait ze haar hoofd weg en duwt haar rollator richting woonkeuken.
Mijn hoofd met getuite lippen blijft even wat scheef hangen, maar dan verman ik me.
Opnieuw een paar minuten van eindeloos geduld. Ik realiseer me dat het te lang geleden is en dat terwijl het zo op prijs wordt gesteld. Ik voel me schuldig en zeg haar dit ook. “Je bent er nu, hoe gaat het met je nieuwe baan en met de kinderen.”
Ik vertel, zonder vragen en zonder interruptie van haar kant. Ze gaapt en pakt haar derde sigaret.
“Hoe is het met jou.” vraag ik dan terwijl ik het antwoord al weet. Ze vertelt over haar slechte ogen, haar niet meer goed kunnen lopen en over de dagen die zitten en rokend worden doorgebracht. En dan is het stil en begint mijn vragenronde om het gesprek gaande te houden. Ik merk dat er een wat triest gevoel over me komt en realiseer me dat dat ook de reden is van mijn nalatigheid wat betreft het regelmatig bezoeken.
Ik word door haar zo gedrukt op het ouder en beperkter worden. Wat is er weinig ‘over’ van de eens zo grote sterke vrouw en oudste dochter. Een leidinggevende positie, een geëmancipeerde en zeer intelligente vrouw met een snelle manier van praten. Zeker niet altijd de makkelijkste voor haar omgeving en soms echt de tact van een olifant in een porseleinkast.
Het enige herkenbare is haar voortdurend rokende sigaret en de vaste plek aan de keukentafel.
Als ik haar vraag of ze nog wel leest, televisie kijkt of hoe haar dagen eruit zien zegt ze:
“Ik kan niet meer lezen, de letters dansen en mijn concentratie is weg.”
“Ik wil niet meer weten hoe het er in de wereld aan toe gaat, want ik kan er niets mee.”
“Ik kijk geen televisie want daar is niets meer dat me echt kan boeien of interesseren.”
“Mijn dag start om half acht en eindigt om half acht als de thuiszorg is geweest.”
“Ik ga op de booster nog wat boodschapjes doen, maar verder zit ik hier en wacht tot ik weer naar bed ga.”
“Zo gaan die dingen lief. Die tijd komt voor iedereen.”
Ze wacht, wacht op de thuiszorg en op bezoek. Maar als het bezoek er is heeft ze niets meer te melden want ze kan het niet meer opbrengen om zich nog bezig te houden met wat er in de wereld gebeurt. Geen aandacht meer om een boek of een krant te lezen. En toch is ze dankbaar dat ze er nog is, dat ze nog samen is met de vrouw die haar ook irriteert. De vrouw die haar het leven soms zuur maakt, veel actiever is en te veel drinkt.
“Als zij er niet was, was ik ten dode opgeschreven. Dan zat ik hier niet.”
“Ach dat weet je niet. Dan was er misschien iemand anders of …..”
Terwijl ik dit zeg realiseer ik me dat het ook geen zin heeft om te veel voor of achteruit te kijken. Voor haar niet en voor mij niet.
Ik ben stil als ik in mijn auto stap. Stil maar ook onder de indruk. Onder de indruk van de veerkracht van mensen om toch steeds opnieuw weer te dealen met nieuwe situaties of zijn het eigenlijk wel nieuwe situaties. We weten dat het gaat komen. Het ouder worden, ziek worden en doodgaan. Kunnen we ons daar op voorbereiden, willen we ons daarop voorbereiden?
Ik besluit tot een rondje Westerveld om deze ontmoeting in stijl af te sluiten.
Karin Donkers
Edublogger/Bloggerscollectief HetKind